Het woord ‘toeval’ is veelzeggend. Het is dat wat ons ‘toe valt’, alsof we iets over ons hebben afgeroepen. “Dat moet mij weer overkomen, of wat een mazzel dat mij dit overkomt,” zeggen we dan. We verlangen naar de gunstige invloed van dit toeval en vrezen het omgekeerde; we hopen op het beste en vrezen het ergste. Als je bedenkt hoeveel onheil er zich in je leven zou kunnen aandienen en hoeveel moois er is om op te hopen, dan is het begrijpelijk dat veel mensen er een dagtaak aan hebben om het toeval buiten de deur te houden. En dan heb ik het niet eens over de mensen die hopen op het ergste en het mooiste dat hen zou kunnen overkomen vrezen.
Carl Gustav Jung kon het niet uitstaan dat er verschijnselen zijn die uit het ‘niets’ ontstaan en ook nog eens tot ‘niets’ leiden. Om zijn ergernis hierover te beteugelen vond hij het woord ‘synchroniciteit’ uit. Simpel gezegd bedoelde hij hiermee dat een toevalligheid of een verzameling toevalligheden achteraf een zinvolle samenhang kunnen hebben. Eenmalige ervaringen die zo individueel zijn dat zij zich onttrekken aan elk begrip vallen dan ineens onder een menselijke wetmatigheid.
Mij lijkt het synchroniciteitsbeginsel vooral een poging tot misleiding. Een poging om het meest individuele in de belevingswereld buiten te sluiten en een manier om de menselijke uitingen daarvan niet te hoeven verwelkomen, maar deze onder de tirannie van de controle en voorspelbaarheid te plaatsen. Toeval is toeval. Niet meer en zeker ook niet minder. Misschien is de invloed van het toeval wel groter dan het gedeelte dat we daarvan begrijpen. Hebben we niet alles wat we nu begrijpen eerst als toeval beschouwd?
In de psychosynthese wordt aan de werkzaamheid van dit toeval het woord ‘zelf’ gegeven. Ook het zelf onttrekt zich aan verifieerbaarheid en herhaalbaarheid. Het is zelfs niet vast te stellen of mijn zelf toevalt aan mij of dat ik toeval aan mijzelf. De psychosyntheticus benadert om die reden de beleving van het onverklaarbare in het leven van de mens, hoe erg of erg mooi ook, bij voorbaat als een heilige zaak. Dit om de simpele reden dat wat een mens feitelijk beleeft de voedingsbodem is van zijn bestaan. Het is vanuit en op deze bijzondere voedingsbodem dat elk mens zijn of haar leven leidt. De wisselwerking tussen wat een mens gemiddeld genomen in de hand heeft en wat hem in bijzondere momenten toevalt wordt in psychosynthese ‘zelfverwerkelijking’ genoemd.
Je hebt misschien niet altijd in de hand wat je toevalt. Als je echter wat je toevalt ter hand neemt, ben je in goede handen.
Neem dan vooral contact met ons op!